Biografie Wim van de Plas
Wim van de Plas (1913 Udenhout -1984 Helvoirt) tekent en schildert al op jonge leeftijd.
Na zijn kweekschooltijd voelt hij een steeds sterker drang om kunstschilder te worden. Vanaf 1930 volgt hij ’s avonds de tekenopleiding aan de Katholieke Leergangen in Tilburg om zijn lagere nijverheidsakte te halen, die hij in de periode 1933-36 vervolgt met de Opleiding voor Teekenleraren in Amsterdam. Daar haalt hij zijn middelbare onderwijsaktes.
Voor zijn verdere artistieke ontwikkeling studeert hij van 1937-41 aan de afdelingen Vrij Schilderen en Figuurschilderen van het Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen.
Vanaf 1939 geeft hij bovendien enkele dagen per week les aan het St. Odulphuslyceum te Tilburg. Zijn talent blijft niet onopgemerkt en als uiting daarvan ontvangt hij subsidies, onderscheidingen en prijzen. Zo wint hij in 1939 een tweede prijs met “Kid Oliveira” in het Van Abbemuseum te Eindhoven. In 1942 wordt Wim van de Plas benoemd als “leraar in handteekenen” aan de Bossche Koninklijke school voor Kunst, Techniek en Ambacht. In deze jaren maakt hij een krachtige artistieke ontwikkeling door en tijdens de solotentoonstelling van 1941 in de Openbare Leeszaal ‘s-Hertogenbosch krijgt hij lovende recensies.
In 1947 gaat hij naar Parijs waar hij aan de École Nationale Supérieure des Beaux Arts intensief kennismaakt met de ideeënwereld van het existentialisme en modernistische tendensen in de schilderkunst. Door ziekte komt aan dit verblijf echter voortijdig een einde en hij keert terug naar Den Bosch. Naast lesgeven en schilderen in opdracht is Wim dan ook actief in het bredere Bossche culturele leven: zo richt hij in 1947 samen met andere jonge kunstenaars Atrium op en even later de kunstenaarsgroep Reflex met als doel het ‘contact tussen kunstenaar en publiek te leggen en te verstevigen’. In 1952 en 1954 exposeert Reflex in Het Kruithuis. In 1952 trouwt Wim met Lianne van Arendonk en samen krijgen ze vijf kinderen; in 1960 verhuist hij met zijn gezin naar Helvoirt.
In de periode na de Tweede Wereldoorlog maakt Wim van de Plas naam als begaafd portrettist. Zijn compositiegevoel en rake karaktertekening werden al snel alom geprezen. Niet in het minst door de eervolle opdracht die hij in 1949 krijgt van Stichting Actie 1950 om een portret te schilderen van Paus Pius XII in Rome. Hij woont drie maanden in het Historisch Instituut in Rome en is bij veel audiënties aanwezig. Met dit schilderij is zijn doorbraak een feit. Op de tentoonstelling Met verve zijn enkele voorstudies van dit werk aanwezig.
Nu zijn naam als portretschilder definitief is gevestigd, krijgt hij veel opdrachten om hoogwaardigheidsbekleders, leden uit het openbaar bestuur, geestelijkheid en captains of industry te portretteren. Zo schildert hij voor vier gemeentes H.M. Koningin Juliana en maakt beeltenissen van dr. P.C. de Brouwer (1939), mgr. Joannes Zwijssen (1946) en Piet Klerkx, Waalwijk (1977). Ook schildert hij vier Bossche burgemeesters: mr. F. van Lanschot (1947), mr. H. Loeff (1960), mr. R. Lambooy (1969) en mr. G. van der Ven (1978).
Wim van de Plas is bij uitstek een schilder van de mens. Als docent aan de Bossche Kunstacademie heeft hij vele generaties kunstenaars met overgave ingeleid in de gecompliceerde techniek van het modeltekenen. Ook zijn vrije werk telt talloze naakten, zoals op deze tentoonstelling te zien is. Soms kwam hij per toeval aan zijn model. “Ik was in Brussel - toevallig dat ik met een vriend daar voor een kunsthandel stond te kijken - en in keek om en daar zag ik een zwarte vrouw oversteken in haar Congolese of Zaïrese dracht met een hoofdtooi en een kinderwagen. 'n Mooie, moderne kinderwagen. Ik stapte er naar toe en zei dat ik haar mooi vond, dat ik haar zou willen schilderen.” En dat gebeurde toen.
Naast de gedrevenheid voor schilderen heeft Wim ook een passie voor reizen. En de vele reizen die hij gemaakt heeft - naar Frankrijk, Spanje, Italië, Rhodos, Marokko, Noorwegen, Zweden, Denemarken en Perzië (Iran) - hebben hem steeds inspiratie gegeven zijn reisimpressies in beeld vast te leggen. Bij zijn bezoek in 1966 aan het toenmalige Perzië kwam zijn tekentalent hem wel zeer van pas: hij bezocht dit land met een filmploeg en mocht geen fototoestel meenemen. Maar Wim kon er zijn schetsen maken die later de basis vormden voor zijn reisimpressies van dat land.